Ongeveer twee jaar tevoren werd een jongen van 12 à 13 jaar die op deze wijk woonde, erg ziek, dat hij zijn eerste communie op zijn ziekbed moest doen. Het verbeterde enigszins, maar kon niet meer gaan, tenzij met krukken en dan nog met heel veel moeite. Van het begin af aan stelde de jongen zijn vertrouwen aan O.L.Vrouwe. Hij had altijd zijn rozenhoedje bij zich en bad dagelijks de Rozenkrans. Op de Sint-Antoniuswijk is er een zusterschool, aan welke een kapel ter ere van de H. Antonius is gebouwd, alsook een grot met het beeld van O.L.Vrouw van Lourdes.
De zieke jongen Dekerschieter genaamd, die zijn ouders niet gerust liet, overtuigde om met hen tot aan de kapel van de zusterschool te gaan. Hij was er ter stelligste van overtuigd te genezen. De ouders voldeden aan zijn verzoek en voerden hem met een wagentje tot aan de voornoemde kapel. Daar bad de jongen met grote vurigheid en zegde tot de O.L.Vrouw: 'Gij zijt mijne Moeder en gij moet mij helpen'. Hij stak zijn krukken door de tralies en ging naar huis. Vanaf dat moment had de jongen geen hulp meer nodig.
Deze wonderbare genezing verwekte heel wat bewondering onder de parochianen, maar vooral bij de inwoners van de gemelde wijk. Op de bewuste zondag had dan de openbare dankbaarheidshulde plaats dat door een grote menigte rond de zusterschool werd gevolgd. De pastoor verhaalde de belangrijkheid van het voorval en het voorwerp der plechtigheid. Vervolgens ging men processiegewijs naar de kapel en de grot, onder het zingen van het 'Magnificat', waarbij de genezen jongeling en zijn ouders een sierlijke kaars offerden.
GvB maandag 29 september 1884
Noël De Mey
© Sabam
Op de hoogte blijven? Abonneer je op mijn feed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten