Het inrichten van loterijen bestond reeds bij de Hebreeuwen en de Egyptenaren, maar de grootste spelers op de loterij waren de Romeinen. In het oude Rome bestond er een loterij voor het volk en een voor de Senators. De prijzen waren kostelijk en grappig. Men kon tien pond goud winnen of een dode hond. De Chinezen hadden een eigenaardige manier van spelen. Op elk biljet stonden 80 geheimzinnige tekens. De speler plaatse zijn geld op een van die tekens.
In de Middeleeuwen richtte men loterijen in voor eetwaren. Pas onder Catherina de Medici (1519-1589) kwamen de loterijen voor geld tot stand. Men noemde ze tontines, naar de naam van Lorenzo Tonti, die ze had ingevoerd in de 17e eeuw. Tonti richtte er een loterij in met 50.000 loten, welke de opbrengst moest dienen om een houten brug te Parijs, door een nieuwe in steen te vervangen. De loterijen waren de bijzonderste bronnen van inkomsten in Venetië en in Engeland. In Italië brachten zij jaarlijks 100 miljoen op.
Volgens een kroniek van Antwerpen werd er in 1565 ook een rijkelijke loterij gehouden, waar er verre reizen naar diverse bestemmingen kon gewonnen worden: "...Indië, Peru, Constantinopel, Egypte...waarin madame van Parma haar toestemming voor gaf". Tijdens de maand september werd een rijke loterij gehouden, waar er niet alleen gouden en zilveren juwelen konden gewonnen worden, maar ook een verre bestemmingen van wel twintig landen. Een van de gegadigden was Floris Allewijn (°1522?), die ze allemaal aannam.
Op 11 mei 1700, stelde Lodewijk XIV(1638-1715) een loterij in van 10 miljoen, goed voor 440.000 biljetten, met een waarde van 2 Louis die werden uitgegeven. Het grootste te winnen lot was een lijfrente van 20.000 pond. Vervolgens onder Lodewijk XV, kwam er in Frankrijk een Staatsloterij tot stand, die gedurende 80 jaar onafgebroken bleef bestaan. In 1793 werd zij afgeschaft, doch in 1799 weer in voege gebracht, tot dat een wet in 1836 het voor altijd verbood.
De grootste loterij dat ooit werd ingericht was in 1692 door Willem van Engeland (1650-1702), met een kapitaal van 30 miljoen. In Duitsland werd enige tijd later een ganse stad, 29 dorpen, een Paleis, 34.000 bossen en bouwland, met nog twee fabrieken verloot. De eerste brandspuiten van Parijs, verscheidene gasthuizen en openbare gebouwen, werden met de opbrengst van de loterijen, gekocht of opgericht.
Gazette van Brugge 06-11-1889 |
Tijdens Parijse feesten in 1889, wint dhr. Fransen het groot lot. De uit België afkomstige gehuwde vader van zes kinderen, maar werkzaam in de Franse hoofdstad als drukker, had één enkel loterijbriefje gekocht met nr. 54.639.
Pas met Allerheiligendag bekeek hij zijn biljetje, want hij had eerder er geen aandacht aan gegeven. Hij slaakte een schreeuw van geluk toen hij zag, dat hij het winnende nummer had. Op 1 december 1889 werd het bedrag uitbetaald na de 3% aftrek. Op vraag wat hij met dit bedrag zou doen, antwoordde dhr. Fransen: '...op mijn rente leven.'
Ik vermoed, dat dergelijk bedrag van destijds nu ongeveer 3.000.000 euro moet waard zijn?
Bron:
Zondagsvriend 19-06-1932
GvB woensdag 19 december 1883
GvB woensdag 6 november 1889
Op de hoogte blijven? Abonneer je op mijn feed.
Noël De Mey
© Sabam
Geen opmerkingen:
Een reactie posten