'Het standbeeld was in de vroegere dagen eigendom van de stad Menen. In enige documenten van de XVIe en XVIIe eeuw, werden in de archieven van deze stad teruggevonden, dat het als miraculeus aangeschreven stond. De Vlamingen kwamen het van langs alle kanten vereren. De toenmalige kapel was gelegen in de Moorselestraat. Wanneer de kapel bouwvallig geworden was, werd er een nieuwe opgericht in 1688/90.
Deze tweede kapel werd vernietigd door de Franse omwentelaars en de zusters van de H. Dominicus, die ze verzorgden, werden uit hun klooster verjaagd. Een pater kapucijn, biechtvader van de dominicanessen, redde het beeld en hield het met de grootste zorg verborgen. Hij vluchtte naar het eiland Ré, met zijn verborgen schat. Bij zijn afsterven liet hij het beeld na aan zijn nicht, die het op haar beurt aan haar zoon, de E.H. Van de Pitte gaf. Deze heeft op zijn beurt het met de toelating van de bisschop van Middlesbrough, geschonken aan de kerk van de H. Winfridus te York.
Volgens deskundigen dagtekende het beeld van de laatste jaren uit de 13e eeuw, waarschijnlijk uit 1270, in welk jaar bovengenoemde kapel in de Moorselestraat gebouwd werd. Het standbeeld stond dus 418 jaar in hetzelfde heiligdom, van 1270 tot 1688.
Het ontsnapte tweemaal aan de heiligschendende handen van de vroegere liberalen. De eerste maal in 1566, toen de beeldenstormers Menen innamen, de kerken plunderden en de standbeelden verbrijzelden. Een tweede maal gedurende de Franse omwenteling.
Gazette van Brugge, maandag 28 januari 1884
Noël De Mey
© Sabam
Op de hoogte blijven? Abonneer je op mijn feed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten