Judocus Mattelaer Prins 1646* |
1° 't Spel van Prudentia Generosa;
2° Mauritius, keyser van Constantinopelen;
3° Lyderick de Buck, graeve van Vlaenderen.
De "Cortryksche Poëzie", die zich te Brussel bevind, bevat zestien refereinen en balladen van hem.Vermoedelijk hebben deze gedichten deel uitgemaakt van prijskampen. Hier enkele alinea's uit zijn "bloedige ommegang":
"Comt, broeders, laet ons gaen, den drouven wegh betreden.
Waer onse Heer en Godt zoo bitter heeft gheleden!
Begint uyt dees capel waer Hy den maeltijdt doet.
Daerin dat Hy ons geeft zyn weerdigh vleesch en bloet..."
* Prins van de kamer van het H. Kruis. Vervolgens schreef men er nog bij: "Binnen syn leven poët van de redenrycke gulde van de Cruysbroeders".
Hierbij het vermoeden, dat Mattelaer een vroom man moet zijn geweest. Zijn schrijfvormen, waren noch beter, noch slechter dan de rijmen van zijn tijdsgenoten. Hij, overleed op 28 augustus 1687 te Kortrijk. De blauwe ingemetselde steen in de muur van de St.-Maartenskerk werd met volgend grafschrift voorzien:
H.L.B
Joos Mattelaer,fs Jans
Vertoeft wat, die hier voorbij gaet;
Bidt voor de ziel van Al-met-Raet;
Dees letters keert, 't is Mattelaer.
Kent gy hem niet? Gheraedt er naer.
Hy heeft oock in zoo menich dicht
Niemant beschaemt, niemant ontsticht.
In syn leven was hy een smedt;
Dies hem gedenckt in uw ghebedt;
Bidt dat hy mach met Godt hier na
Bedichten 't blijd Alleluya.
Obüt 28 Aug. 1687
R.I.P.
Brontekst:
Ons Land 22 janauri 1927 (Th. Stevens)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten