G.M. Giljams (1760-1818) naar een schilderij van Matthijs van Bree |
Guillaume Mathieu Jan Jozef Giljams werd in het gezin van Willem Giljams en Suzanne de Bie in 1760 geboren. Hij, stond bekend als een gevreesd politie-chef, die de stad Antwerpen ten goede kwam. Als misdaadbestrijder was hij legendarisch onder de talrijke boosdoeners, die wanneer zij met Giljams geconfronteerd werden op een strenge straf konden rekenen.
Op voorstel van prefect d'Herbouville op germinal an XI (8 april 1803), werd hij samen met Petit en Entheaume tot adjoint-au-maire (wethouder) benoemd. Beiden namen de plaatsen in van de overleden Jan Frans van der Straelen, Van Kieldonck en Siboons. Giljams werd er belast met het toezicht op de hogere bestuur van de politiewerking.
Wanneer, Giljams op 3 november 1809 door de commissaris-generaal van de politie, Bellemare werd aangehouden op verdenking van misbruik van zijn ambt, was de verbazing in Antwerpen groot. Men ging ervan uit, dat er oneerlijkheden in de dossiers van Bunelle en Werbrouck aan de basis lagen. Eigenlijk ging het om de verdeling van de inkwartiering der militairen, die - bij dreigende "blocus" van de haven - zo talrijk te Antwerpen aanwezig waren.
Burgemeester Werbrouck stelt zelf een bijzondere commissie aan om zijn adjoint te aanhoren. Na onderzoek bleek, dat Giljam niets ten laste kon worden gelegd of hetzij een "âpreté" (verbetenheid). Daarom besloot men op 14 september (1810) de lasterlijke aantijgingen als onbestaande te beschouwen. Hij werd namelijk verdacht gelden ontvangen te hebben van grote eigenaars, die in ruil van een zekere vrijstelling konden genieten!
Ondanks, dat hij door de burgemeester werd vrijgesproken, raakt hij zijn voorname plaats als "adjoint au maire kwijt (1810-1811). Het was ten andere de derde maal, dat Giljams "commissaire de guerre" was.
Naar verluid scheen hij grote diensten bewezen te hebben voor de veiligheid. Men vertelde, dat hij de beruchte bendeleider Schinderhannes, die actief was in het Maas-departement, had aangehouden. Vervolgens ook de zeven leden van de bende van Salambien, die te Brugge gehalsrecht werden. Bovendien had ook de " bende van Zoersel" met Giljam af te rekenen. Dit alles vond ten tijde der "garrotteurs" (garroteren = wurgen) plaats. Men mag hierbij stellen, dat hij voor dievenbenden, rovers, misdadigers,...een gevreesd man was.
Tussen 1810 en 1814 is men deels het spoor van Giljam bijster. Eenmaal de Fransen verdreven bemerkt men, dat Giljam aangesteld word als "commissaire spéciale", (zie blz. 62 en 63 van de link)tegen het voor in die tijd ongebruikelijk hoog ereloon van 4.000 fr. per jaar. Giljam zou de veiligheid te Antwerpen blijven verzekeren tot op de dag van zijn overlijden op 3 april 1818.
Giljams, die gehuwd was met Catharina Petronella Van der Smissen, (zie blz. 62 en 63 van de link)was woonachtig in de Schuttershofstraat.
Bronnen:
Zondagsvriend van 04-11-1934
Zondagsvriend van 04-11-1934
Geen opmerkingen:
Een reactie posten