Kanunnik Van Camp 1750-1824 Pastoor van St.-Jacob |
Toen keizer Jozef II hier voor het zeggen had, wist hij zijn H. Sacramentsbroederschap uit de vervolging te redden. Bij de Franse overheersing was kanunnik Van Camp niet minder trouw aan zijn katholieke waarden dan onder het Oostenrijkse bewind.
Door het niet betalen van oorlogscontributie werd hij in oktober 1794 aangehouden, waarna hij op 18 oktober als gijzelaar naar Parijs werd vervoerd. Pas einde februari 1795 keerde hij naar Antwerpen terug en hernam zijn diensten. Een goed jaar later, begin maart 1796 kwam pastoor Van Camp in het gedrang om de plechtige "schone berechtingen" door de Franse overheid strijdvaardig in gang gestoken. De politie werd opgevorderd om de tegen de bevolking in te gaan, die het H. Sacrament wilden vergezellen en werden zelfs aangevallen. Pastoor Van Camp werd hierdoor aangehouden, maar werd de dag nadien weer vrijgelaten.
De vervolging van Van Camp was nog niet voorbij. Door zijn weigering om de eed van haat af te leggen sloot men zijn kerk, totdat beëdigd priester Mortelmans ze terug open kon stellen. Ondertussen stond Van Camp op de lijst (15 december 1797) van gedeporteerde geestelijken. Pastoor Van Camp nam de vlucht en vond te Tilburg onderdak bij een verwante, weduwe de Canter. Nadat men in 1801 het Concordaat had betekend, kwam hij naar Antwerpen terug en in 1802 werd hij in het bezit gesteld van zijn voormalige kerk. Hij bleef er pastoor van St.-Jacobs tot 1810.
Door toedoen van Napoleon, die de herinrichting dicteerde van het bisdom 's Hertogenbosch zonder dat de Paus zijn zegen daarover had gegeven, benoemde Napoleon de bisschop. De 83-jarige Petrus de Pauw, vicaris-generaal van Gent, die in handen van de keizer de eed af te Parijs zou afleggen, kwam vroegtijdig te overlijden nog voor hij de stad had verlaten.
Ondertussen was Van Camp op 16 mei 1810 Ridder van het Erelegioen geworden en benoemde de keizer hem op 22 oktober hem tot bisschop van den Bosch. Van Camp nam ontslag als pastoor en gehoorzaamde de keizer. In de kapel der Tuilerieën van Parijs, legde Van Camp op 2 december dan de vereiste eed af in handen van de keizer en in het bijzijn van kardinaal Fesch.
Toen hij zich echter op 15 januari 1811 wilde inkwartieren te 's Hertogenbosch om zijn aanstelling mogelijk te maken, waren er maar weinig katholieke onderdanen die zijn H. Mis in Sint-Jan wilden bijwonen. zelfs de apostolische vicaris, Antoon van Alphen weigerde hem te erkennen. Ook de geestelijkheid bleef de Paus trouw.
Van Camp reisde daardoor terug naar Parijs, naar het keizerlijke Nationaal Concilie... Het gezag van Napoleon begon intussen te dalen. Op 4 december 1813 ontvluchtte Van Camp zijn bisschopsstad en keerde naar Antwerpen terug. Hij huurt er een huis in de Hobokenstraat. Van zodra het Hollands Bewind het roer overnam, vroeg hij aan koning Willem zijn pensioen aan in 1815. Hij verkreeg het en verhuisde in 1818 naar de Blindenstraat.
Door de koning werd Van Camp in 1821 aangesteld tot schoolinspecteur. Hij, overleed er op 14 januari 1824 en werd begraven op St.-Willibrord. Zijn graf bevind zich tegen de sacristie van de nieuwe kerk.
In 1905 werd er door dhr. Edm. Lombaerts een artikel gepubliceerd: " Le sceau de M.F. van Camp, évèque nommé de Bois-de-Duc" in de "Revue belge de Numismatique". Zijn studie werd weinig opgemerkt en zelfs niet vermeld in de historische "Bibliografie van Antwerpen", door Van Laer. Wat Lombaerts ooit heeft neergeschreven was van meer betekenis of men zou vermoeden. Het werd immers gebaseerd op het intiem en persoonlijk archief van Van Camp, die er zijn benoemingspapieren in bewaarde.
Brontekst:
Zondagsvriend 25-11-1934
Oud-Antwerpse portrettengalerie van Floris Prims
Noël De Mey
Geen opmerkingen:
Een reactie posten