zondag 24 november 2013

De brandramp van circus Sarrasani te Berchem in 1932




De tot puin herleide kleedkamers
De kleedkamer in puin herleid
Tijdens de nacht van dinsdag 12 op woensdag 13 januari 1932, vond er een ware brandramp plaats in het circus Sarrasani, die zich opgesteld had op de militaire terreinen te Berchem.

De oorsprong van de brand moet ontstaan zijn in de kleedkamer. Daar lag voor ettelijke miljoenen oude Belgische franken aan gewaden opgestapeld. Het was een dienstdoende nachtwaker, die tijdens zijn ronde, de pas ontwikkelende brand opmerkte en vlammen zag opstijgen uit het dak van de kleedkamer. Onmiddellijk werd er alarm gegeven.

Desolaat beeld van de olifantenstallen
De vernielde stal van de olifanten
De ter plaatse zijnde circusbewoners en de brandweer van Berchem, die snel ter plaatse waren, probeerden om de vuurhaard, die zich snel uitbreidde nog te doven. De waardevolle kleedkamer stond toen al in lichterlaaie.

Ondanks de bovenmenselijke inspanningen kon niets worden gevrijwaard. Krachtige rukwinden met een orkaankracht, zorgden ervoor, dat vuurgensters terechtkwamen op de stallen waarin de olifanten zich bevonden. Het duurde niet lang of ook deze vielen ten prooi aan de vuurmassa.


Olifant "Prinses", bezweken aan zijn opgelopen verwondingen
Olifant "Prinses", die aan de opgelopen
verwondingen overleed.
Toegesnelde circuslui, deden verwoede pogingen om de zenuwachtige tweeëntwintig kolossen nog van hun kettingen te bevrijden. Te weten, dat ieder dier met twee poten aan loodzware kettingen vastlagen. Ondertussen vielen niet alleen brandende lappen zeil op de ruggen van de olifanten, maar had ook hun bed van hooi en stro vuur gevat, wat de reddingspogingen levensgevaarlijk maakten.

Toch slaagde men erin alle dieren te bevrijden en sloegen een tiental olifanten op de vlucht, richting tentoonstellingsterreinen. Olifant "Prinses", viel van een hoge muur in een vesting achter de kazerne van de Genie.

Met uitzonderlijke viel moeite kon men de kolos weer op de begane grond krijgen, maar was zodanig zwaar toegetakeld van zijn opgelopen brandwonden en een geweerschot boven zijn oog, dat het de dag nadien overleed. Ook olifant " Adèle" zou aan haar opgelopen verwondingen overlijden. In totaal liepen tien olifanten brandwonden op. Lang was er gevaar aanwezig, dat de vuurzee ook de tijger- en de leeuwenhokken in hun greep zouden krijgen.

Circusartiesten helaas op zoek naar hun bezittingen
De circusartiesten op zoek
tussen de restanten naar
eventuele overblijvende
bezittingen, maar helaas!

Wanneer de dag nadien, de overblijvende circusmensen, die in de stad logeerden, ter plaatse kwamen, konden zij alleen maar lijdzaam toekijken, hoe al wat zij maar bezaten, vernield zagen zien. Velen onder hen waren volledig geruïneerd, daar zij al hun spaarcenten in hun koffers hadden gedeponeerd.

De schade bedroeg meer dan vier miljoen oude Belgische frank (ongeveer 2.200.000 euro nu), waarvan een vierde maar door de verzekering werd gedekt. Wat de schade aan de dieren betrof en ook aan de twee dode olifanten kon men geen uitsluitsel geven.

Over de oorzaak, was men het eens, dat het om geen kortsluiting kon gaan, daar de stroom was afgesloten tijdens de nacht. Twee denkpistes werden er door het Parket weerhouden, namelijk:
"onvoorzichtigheid vanwege het artiestenpersoneel, die in de kleedkamer nog zouden kunnen gerookt hebben of kwaad opzet".

Brontekst:
Zondagsvriend 24-01-1932
Noel De Mey

Op de hoogte blijven?  Abonneer je op mijn feed.


De Tempelierstoren te Nieuwpoort


De Tempelierstoren van Nieuwpoort, die uit het oogpunt van kunst van weinig of geen betekenis betekende, had daar tegen over wel enige historische achtergrond. Zijn vierkante in bakstenen opgetrokken bouwstructuur telde vier verdiepingen. Een trap door de in de buitenwanden aangebrachte verlichte schietgaten, verleende er toegang. Daarbij zorgden versterkte hoge steunmuren dit statig bouwelement.

Tempelierstoren voor de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918
De Tempelierstoren voor
de Eerste Wereldoorlog
Pentekening  H. Levecque

In een ver verleden, maakte het deel uit van een kerk, dat toebehoorde aan de monniken "Ridders van de Orde der Tempeliers", die zich destijds in de streek bezighielden met het droogmaken  van de Polders. Met de uitbreiding van de Nieuwpoortse bevolking, werd deze kerk tot tweede parochiale kerk verheven en aan de H. Laurentius toegewijd.

De tot puin herleide Nieuwpoortse tempelierstoren tijdens 1914-1918
De Tempelierstoren tot puin herleid
tijdens de Eerste Wereldoorlog
 van 1914-1918
Pentekening H. Levecque

Toen de Engelsen in 1383 de stad Nieuwpoort bestormden, staken zij alles in brand en bleef er van de kerk enkel de toren, waarvan sprake, over. De Duitse houwitsers zorgden er tijdens de Eerste Wereldoorlog van 1914-1918 voor, dat alles in puin werd herschapen.

Sommigen beweren, dat er aan de ingang binnen de toren een zichtbare onderaardse gang moet zijn, die zou lopen tot aan de hofstede "Tempelhof". Het was een afhankelijkheid van de Tempeliers gelegen te Slijpe, waarbij de monniken gebruik maakten van deze ondergrondse gang gedurende vervolgingen en oorlogen.

Tijdens Wereldoorlog I, werd de vrees geuit door de Belgische Legerstaf, dat de Duitse troepen, die tussen deze twee gebouwen lag, deze gang zouden kunnen gebruiken voor een verrassingsaanval te plegen op de Belgische stellingen. Hun vrees was weliswaar ongegrond, daar de eeuwenoude vluchtgang in zeer vervallen staat verkeerde. (H.L.)

Brontekst:
Zondagsvriend 12-06-1932
Noël De Mey

Op de hoogte blijven?  Abonneer je op mijn feed.

dinsdag 19 november 2013

Jan Baptist (Marcarius) Simeomo 1616-1676



Jan Baptist (Marcarius) Simiomo 1616-1676
Jan Baptist Simeomo
1616-1676
Hij, werd als zoon van de Turijnse koopman Marco-Aurelio en van Sara de la Chambre op 13 mei 1616 te Antwerpen geboren. Jan Baptist studeerde bij de Jezuïeten te Antwerpen en trad op 16-jarige leeftijd in de abdij van Sint-Michiels, waar zijn professie plaatsvond op 2 februari 1634. Toen hij twintig jaar oud was, kreeg hij onderricht in de wijsbegeerte.

Te Leuven kreeg broeder Marcarius, van Joannes à Lapide-die trouwens één van zijn voornaamste leraars was-les in de Godgeleerdheid. Hij haalde er zijn licentie en werd in 1640 tot priester gewijd.

Kanunnik Marcarius bleef een tijdlang onderpastoor te Antwerpen-Meir, in de Kempen, waar kanunnik Overhusius zowel zijn Antwerpse professor als pastoor was. Spoedig keerde hij naar Antwerpen terug, om professor in de theologie te worden.

Vanaf toen stond zijn godsdienstig leven in de strijd om het boek van Jansenius. Simeomo liet zich niet onbetuigd en trok zelf ten strijde met een aantal theologische schriften, waarvan het eerste in 1647 verscheen, dat te wijten was aan vrijheid, genade, predestinatie en voornamelijk aan pastoraaltheologie.

Ook schreef hij ten dienste van Sanderus de geschiedenis van de Sint-Michielsabdij, dat ingebonden werd in de "Brabantia Illustrata". Daarenboven hield hij zich ook bezig met hagiografie. Daarmee bezorgde hij de Bollandisten zoveel informatie, dat twee boekdelen van de "Acta Sanctorum" naar hem werden opgedragen. Ondertussen was Simeomo in 1663 tot abt van Sint-Michiels gekozen en nam als leuze het woordje "Vigila". Dit is ook de reden, dat er in zijn schild twee hanen naast twee leeuwen prijken.

Als lid van de Staten van Brabant voor een staatsie (praal en pracht). Hij liet er te Brussel een fraaie "herberg" bouwen. Dit met als doel, wanneer hij als abt van Sint-Michiels gedurende bepaalde dagen er daar diende te verblijven. Vermeldenswaardig is het feit hoe hij het Prelaatshof van het Kiel wist op te kalefateren, die in 1635 door brand werd verwoest. Hier en daar werd er her-en bijgebouwd en was de bezieler van de plantentuin in 1674 en aangelegde vijvers, die pas na zijn overlijden in 1676 in het hof werden aangelegd.

Simeomo, overleed op 12 april 1676. De Antwerpse stadsbibliotheek is in het bezit van enkele opgedragen werken aan Simeomo. Zijn portret, die hierbij wordt getoond is naar een gravure van Richard Collin, gemaakt in 1669 en blijkt een zeldzaam stuk te zijn.

De ooit gedane oproep om Wittestraat, "rue Blanche" te Antwerpen, die verwarring heeft met de Wittestraat te Berchem om te dopen naar de Simeomostraat vond blijkbaar geen gehoor. Het zou nochthans een passend eerbetoon zijn niet alleen naar de persoon zelf maar ook aan de inwoners van het Kiel.

Brontekst:
Zondagsvriend, 17-01-1932
Antwerpse Portrettengalerie van Floris Prims.

Op de hoogte blijven?  Abonneer je op mijn feed.
Noël De Mey