De kathedraal, meermaals door brand getroffen
De Sint-Salvatorskathedraal in 1802. Tekening met aquarel, anoniem. Ets hangt in de schatkamer van de kathedraal. |
De St.-Salvatorskerk gaat terug tot het midden van de 9e eeuw, toen een bescheiden kerkje bij de nederzetting van Brugge gebouwd werd. Of het kerkje toen al een toren had is niet bekend. Er is een legende over de kathedraal die omstreeks het jaar 646 door de H. Eligius (588-660) gesticht werd en eerst volledig uit hout zou zijn opgetrokken. Daarvan is nu niets meer terug te vinden. Alleen enkele verteerde balken in de grond zouden nog daar nog op wijzen. De kathedraal is zo goed als zeker de oudste Brugse kerk. De oudste vermelding dateert van 988, als dochterkerk van Weinebrugge. Zij zou uiterlijk in 1089 het statuut van parochiekerk gekregen hebben. De kerk werd meermaals door brand getroffen. Op 24 april 1127 werd de kerk na een verwoestende brand in 1116 opnieuw gewijd en door een nieuw stenen bedehuis vervangen, Van het oud-romaanse gebouw bleef alleen de geveltoren bestaan. Bronnen vermelden verder dat de toren in 1163 zou zijn ingestort. In 1183 was het weer zover; de kerk brandde voor een tweede keer af.
De St.-Salvatorstoren wordt beschouwd als het oudste monument waarvoor het eerst baksteen werd verwerkt, maar bouwdeskundigen hebben lang in het ongewisse verkeerd om de verschillende onderdelen van de torenromp precies te dateren. Volgens sommigen kon de bouwgeschiedenis dan toch achterhaald worden.
Op 9 april 1358, andere bronnen spreken van 28 mei 1358, breekt voor een derde maal brand uit in de kerk. Die verwoesting was het gevolg van de onoplettendheid van loodgieters die in een nabije herberg iets waren gaan drinken en hun coffoiren met vier hadden laten staan in de gote. Zo ontstond de brand, die het schip en de toren volledig verwoestte. De beuken en een deel van het transept moesten eraan geloven Dat gedeelte moest opnieuw opgebouwd worden.
Schets van de twaalf Franse pairs, die als geschilderd vensterraam omstreeks 1380 in het (choor) koorgedeelte werden geplaatst. Linksonder merken we de Hertog van Bourgondië op en de Graaf van Vlaanderen staat 3de van rechts. Naar een litho van J. Petyt, Brugge |
Omstreeks 1566 is het bouwwerk voltooid, als de Geuzen een groot deel van de kerkelijke kunstschatten vernielen. En het is nog niet gedaan. Onder de Franse Revolutie wordt de kerk zelfs verkocht. Het is pas bij de feestelijke heropening van 21 januari 1801 dat de kerk weer in gebruik wordt genomen. Bij de heroprichting van het bisdom Brugge krijgt de Sint-Salvatorskerk de titel van kathedraal (1834).
St.-Salvatorskathedraal brandt
Het verhaal
Charles de Wulf 1802-1896 |
De brand was zo spectaculair, dat de hele bevolking hielp blussen. In de aanpalende straten vielen constant gensters, zodat men ook de daken van enkele woningen moest blussen. Men vreesde zelfs dat de brand naar andere delen van de binnenstad zou overslaan. Het gehele dak en de klokken van de kathedraal werden vernietigd. Veel kon worden gered, maar toch gingen heel wat kunstwerken verloren. Door zelf boven in de goot van het koor te helpen blussen slaagde De Wulf erin heel wat te redden. Vervolgens dichtte hij de gaten van de afvoerpijpen met graszoden en vodden zodat het overtollige water over de dakgoten stroomde en de muren konden afkoelen. Die bleven zo gevrijwaard.
De brand ontstond omstreeks kwart over twaalf. Het vuur raasde door de harde wind enorm snel voort, zodat in minder dan een half uur de toren en het kruisdak waren afgebrand. Niettegenstaande alle pogingen om de vuurhaard te overmeesteren is er enorm veel schade aan de hoofdkerk aangebracht. De hele bevolking was op de been om mee te blussen. In de straten aan de noordoostkant van de kathedraal zag men vele mensen op de daken, die verwoede pogingen ondernamen om die huizen te vrijwaren., Sommige daken begonnen zelfs al te branden.
De bewoners probeerden hun huisraad te redden of langs de zuidzijde in veiligheid te brengen. Na 6 uren was de brand onder controle en waren de aanpalende huizen gevrijwaard van schade. Het enorme eikenhouten dak boven de groten beuk, de helft der daken boven de zijbeuken, grote kapellen zijn den ‘roof der vlammen’ geworden. Alles wat zich in de toren bevond, is verslonden ‛by zoo verre’ dat er ‛maer vier mueren’ van overgebleven zijn. De vier grote klokken zijn door het vuur gesmolten.
Binnenin was de kerk ongeschonden gebleven en men hoopte dat de gewelven stand zouden houden, maar schilderijen, koperwerk, meubilair, priestergewaden enz. waren verloren gegaan. In de toren hing ‘De doop van Christus’ door Jakob van Oost (1603-1671), met daarbij tientallen voorlopig gestapelde grafstenen uit de kooromgang en de koorkapellen. Die gingen allemaal verloren.
De uitgebrande bekappingen werden vlug hersteld zodat het kapittel al op 19 januari 1840 weer zijn diensten in het koor kon houden. De herstelling was eind juni 1840 afgerond. De nieuwe neoromaanse torenspits werd pas in 1871 voltooid. Doordat men te maken had met een verschrikkelijke brand besliste de toenmalige regering (gemeentebestuur of provinciebestuur) de hulp in te roepen van andere ‛speytemannen’ uit naburige steden.
Manschappen werden in Gent opgevorderd. Een eenheid van 32 man kwam onder het commando van een kapitein en een luitenant* helpen met vier brandspuiten, Uit Oostende kwam 22 man met ‘den yzeren weg’; ook zij brachten vier brandspuiten mee.
Ondertussen had men de brand grotendeels onder controle en bewezen deze bijkomende krachten hun nut. De schade kon uiteindelijk worden beperkt. Getuigen verklaarden nog dat brandspeyte tien als eerste was aangekomen. (De ploeg die als eerste bij de brandhaard aankwam, kreeg een extra vergoeding van het stadsbestuur).
*Over de Gentse luitenant werd mij op 16 oktober 2015 volgende informatie bezorgd door dhr. adjudant Guy Deploige van het Koninklijk Museum v/h Leger:"...een medaille werd aan Gentse brandweerluitenant August Claeys verleend n.a.v. zijn inzet en moedig optreden..."
Opmerkelijk is, dat de schilder zijn zwager (Charles de Wulf) tot driemaal toe in beeld brengt: in het midden, waar hij instructies geeft; in het midden van de linkerhelft loopt hij rond en deelt bevelen uit. Ten slotte staat hij boven in het koor om dat gedeelte te vrijwaren, wat hem uiteindelijk lukte. Ook ziet men in de rechterbenedenhoek een patrouille van de stadswacht, waarover hij het bevel voerde.
Medaille verleend aan de toenmalige Gentse brandweerluitenant August Claeys n.a.v. de Brugse brand van de Sint-Salvatorskathedraal 19 juli 1839 Bron: Koninklijk Museum v/h Leger |
Ondertussen had men de brand grotendeels onder controle en bewezen deze bijkomende krachten hun nut. De schade kon uiteindelijk worden beperkt. Getuigen verklaarden nog dat brandspeyte tien als eerste was aangekomen. (De ploeg die als eerste bij de brandhaard aankwam, kreeg een extra vergoeding van het stadsbestuur).
*Over de Gentse luitenant werd mij op 16 oktober 2015 volgende informatie bezorgd door dhr. adjudant Guy Deploige van het Koninklijk Museum v/h Leger:"...een medaille werd aan Gentse brandweerluitenant August Claeys verleend n.a.v. zijn inzet en moedig optreden..."
Opmerkelijk is, dat de schilder zijn zwager (Charles de Wulf) tot driemaal toe in beeld brengt: in het midden, waar hij instructies geeft; in het midden van de linkerhelft loopt hij rond en deelt bevelen uit. Ten slotte staat hij boven in het koor om dat gedeelte te vrijwaren, wat hem uiteindelijk lukte. Ook ziet men in de rechterbenedenhoek een patrouille van de stadswacht, waarover hij het bevel voerde.
Félix Amandus de Mûelenaere 1793-1862 Provinciaal Hof Brugge |
Menselijk leed
Brugge betreurde een burger, Jan-Baptiste Francois, die in de Zilverstraat van een dak op zijn hoofd viel en op slag dood was. Nog iemand werd dodelijk gekwetst en een ander licht gewond. Verder werd besloten om een verslag op te maken, waarin de naam moest staan van iedereen die zich had ingezet voor ‛het blusschen des vuers’en wie zich in levensgevaar had bevonden.
Dat waren: de Wulf-Anthierens, loodgietersbaas; Van Keersbilck, timmerman,, de drie broers Jacobus: de metselaars Josephus en Franciscus D’Helft; de timmerman Denys; de metselaar Kaestecker; de mecaniecien en ijzergieter Francois Ongena; de schipper Dely enz. Verder kregen de biervoerders enige lof toegemeten voor de grote prestaties die zij leverden water aan te voeren.
De eerwaarde heer Carton, directeur van het gesticht der doofstommen en blinden, die in het bijzonder gezorgd heeft voor het bergen van de kostbare oude archieven van het gewezen kapittel van St.-Donaas, de voormalige Brugse kathedraal, kreeg ook een vermelding.
Op 20 juli 1839 kwam de Bestendige Deputatie in spoedzitting bijeen en besliste bestendig gedeputeerde Joseph Deneckere een onderzoek in te stellen naar de oorzaken van de brand. Voor de herstellingen en de wederopbouw mocht men geen halve maatregelen treffen. Die moesten volledig en definitief zijn. Een bedrag van 50.000 oude Belgische francs werd door het gouvernement uitgetrokken voor de herstelling van de kathedraal. .50.000 fr. is nu 10.037.750 fr. Of bijna € 250.000 waard.
Volgens een brief van 20 juni 1840 zouden verscheidene burgers op 21 juli 1840 door koning Leopold I (1790-1865) gedecoreerd worden voor hun daden van moed en zelfopoffering. Die decoratie werd toegekend naar aanleiding van de verwoestende brand van de ‛cathedrale kerk’ op 19 juli 1839 en andere daden van moed en zelfopoffering. Ook gewone burgers, militairen, rijkswachters en politiemensen kwamen hiervoor in aanmerking. Sommigen kregen een geldelijke beloning gaande van enkele franken tot 200 frank.(€ 993 in 2004).
Graveur en medaillemaker François De Hondt
Uit de catalogue des Médailles du Royaume de Belgique, V. Tourneur |
Zijn eerste medaille dateert van 1818. Hij zou er in totaal een vijftien vervaardigen. Zijn laatste stuk maakt hij op 72- jarige leeftijd in 1858. Dit wordt een exemplaar waarin hij zijn eigen beeltenis in verwerkt.
De architect en bouwondernemer
Niemand zal zich nog geërgerd voelen met deze verticale uitbreiding, waarmee men de vroegere minder hoge St.-Savatorstoren, vanaf 1844-1846 naar een ontwerp van de Engelsman Robert Denis Chantrell, hoog boven de daken van het herboren middeleeuwse Brugge meende te moeten laten uitsteken. Chantrell was tevens lid van het Brits Architecteninstituut in Londen.
De broer van Robert Chantrell (1793-1872), William Dowsing Chantrell (1801-1857), was een in Brugge wonende ondernemer, die een architectenopleiding genoten had en gespecialiseerd was in kerkbouw. Een beginneling was hij dus niet. Tot ieders verbazing herstelde hij in ijltempo die mastodont en uit dank werd hem op 5 of 7 juli 1840 een gouden medaille geschonken, een werkstuk van de edelsmid F. De Hondt, die ook dismeester was van de kathedraal. Die medaille werd op het stadhuis van Brugge overhandigd in aanwezigheid van talrijke vooraanstaanden, onder wie Minister van Staat en gouverneur Félix-Amand de Mûelenaere. Waarschijnlijk zal daarvan maar één exemplaar gemaakt zijn. Provinciaal architect Pieter Buyck (1805-1877) leidde de werkzaamheden.
Wie was de Brugse kunstschilder Antoine Laurent Joostens 1820-1886?
Antoine Laurent Joostens 1820-1886 Beeldbank Brugge |
Hij schilderde onder andere de brand van de St.-Savatorskathedraal in 1839 en had een voorliefde voor het schilderen van Brugse stadsgezichten. Dat schilderwerk was als het ware een jeugdwerk, aangezien Antoine Laurent Joostens pas 19 jaar was. Voor zijn moedige gedrag schonk de buur aan Charles de Wulf een dankbare herinnering aan deze gebeurtenis, dit groot geschilderde tafereel.
Wie was Charles de Wulf–Anthierens, aannemer van openbare werken
Charles de Wulf werd in Brugge geboren op 12 juni 1802 en woonde in de Waalsestraat 68. Naar eigen zeggen vestigde hij zich als ‛aannemer van publieke werken’, ‛meester–loodgieter’ en had hij zijn atelier op het Simon Stevinplein 9-10. Op 30-jarige leeftijd trouwt hij met Clémence Françoise Anthierens (1808-1859). Zij kregen in totaal elf kinderen.
Charles oefende voorbeeldig zijn beroep uit en werd soms als ingenieur aangeschreven om zijn opzoekingen en verwezenlijkingen binnen het raam van zijn beroep. De geschiedenis vertelt echter niet of hij inderdaad aan het hoofd stond van de brandweer, maar hij nam er wel de leiding. Voor zijn moedige prestaties werd hij gedecoreerd met een gouden medaille. Verder had Charles grote belangstelling voor de natuur, de botanica en de landbouw en wist hij in 1836 een zilveren medaille in de wacht te slepen van de Sociéte d’Agriculture de Bruges.
Verder behaalde hij ook allerlei prijzen in de industrie en landbouw in Vlaanderen en Luxemburg. Tot ver in het buitenland was hij bekend, want hij was Vice–Président honoraire de l’Académie Nationale Agricole, Manufacturière et Commerciale de France.
Daaruit kan worden afgeleid dat Charles enorm moet aangetrokken geweest zijn door het leven buiten de stad, in de natuur met haar bossen en velden. In 1867 koopt hij in Vielsalm 438 ha 15 are. aan gemeentebossen die een geheel uitmaken van ongeveer tweeduizend hectare. Die bossen strekken zich uit over verschillende gemeenten en dragen de naam: Le Grand Bois. Op een open plaats in het bos wordt een cottage neergezet die de naam Luxibout draagt. De daaraan verbonden stallingen zijn op dezelfde wijze gebouwd als die van het kasteeldomein Nobelstede. De laan, die thans naar Luxibout leidt, heet heden nog Le chemin de Wulf.
Charles de Wulf overleed op 8 december 1896 en ligt begraven op het kerkhof van Assebroek vak 33 (Centrale Begraafplaats). In dat jaar werd ook Luxibout verkocht aan de Staat.
Andere onbekende ambities
Wat men niet wist, was dat Charles nog andere ambities had die gegroeid waren uit de woelige tijden waarin men leefde. Ooit was hij in zijn huis met een zwaard slaags geraakt met enkele achtergebleven Franse soldaten die plunderend rondzwierven. Hij werd medestichter van de Brugse Burgerwacht toen beter bekend als Corps Franc des Chasseurs – Eclaireurs de Bruges. Zelfs in Gent kwam zijn naam voor op kennisgevingen van de Garde Civique.
Sint-Salvatorskathedraal anno 2005 |
Een deel van dit beschreven stuk, komt uit het boek:
Brugge Brandt – Het brandt weer, mannen!
Linken naar andere Brugse brandweerthema's:
Met dank aan Dhr. adjudant Guy Deploige van het Koninklijk Museum van het Leger voor de bijkomende randinformatie aangaande de medaille (500701) verleend aan de toenmalige luitenant August Claeys van de brandweer van Gent n.a.v. de Brugse brand der Sint-Salvatorskathedraal van 19 juli 1839.
Noël De Mey
© Sabam 2006
Op de hoogte blijven? Abonneer je op mijn feed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten