Volgens de eerste berichten werd de machinist Messemaecker van de snelheidstrein, op slag gedood en lag verpletterd onder de tender. Ook de stoker van die trein werd zijn twee benen afgereden en de treinwachter werd ernstig gewond. De stoker Meskens van trein 25, die men op het laatste ogenblik gevraagd had om een vervangende dienst te laten verrichten, in vervanging van zijn broer, hield er twee gebroken benen aan over. Treinoverste Modéree, die nog maar pas zes maanden gehuwd was, was ernstig gekwetst aan de borst en in de buik.
Treinwachter Leclercq vertoonde verwondingen aan het hoofd. Het voltallige personeel van trein 25, kwamen er heelhuids van af. Een verder geluk was dat de overige 22 aanwezigen reizigers geen erge verwondingen opgelopen hadden. Iedereen kroop uit de verhakkelde tot schroot herleide gevaarten weg. Vervolgens vond men een reiziger die ingeslapen was, te midden van een wagon. Toen men aan hem het verhaal vertelde, begon deze te wenen, omdat hij dan te weten kwam aan welk gevaar hij ontsnapt was.
Uit het onderzoek dat daarop volgde, hield de Procureur des Koning te Mechelen dhr. Varles, de treinwachter, Van Messem van blok 7 aan. Hij bekende dat hij op zijn post was ingeslapen en zo de verkeerde signalisatie gegeven. De Procureur was vergezeld door onderzoeksrechter Aerts en politiecommissaris De Pretere.
Vervolgens werd op verzoek van de Minister van Openbare Werken een bijzondere commissie naar de plaats van de ramp gestuurd dat uit ambtenaren van de drie commissies waren samengesteld: Dhr. Dubois, dhr. Thiriar, dhr. Belpaire, dhr. Vogelaere, dhr. Depaepe en dhr. Bury. Allen waren het erover eens dat de treinwachter medeplichtig was aan het ongeval.
Ook de overleden machinist Demesmaeker, zou medeverantwoordelijk geweest zijn, omdat hij zou nagelaten een stilstaand signaal genegeerd te hebben, dat gegeven werd door een bareelwachter op 300m. afstand. Verder geen acht gegeven te hebben op de lichtsignalen achter op de koopwarentrein die van op 400 m. zeer goed zichtbaar waren. Daardoor is hij in volle stoom ingereden zonder het minste alarmsignaal gegeven te hebben.
Naar verluid zou men weinig eerbied betoont hebben, waarmee men het lijk van bewuste machinist zou behandeld hebben. Schijnbaar zou met het verminkte lijk gewoon in een hoek gelegd hebben, bedekt met een paardendeken, maar minder om te bedekken dam om het te verbergen.
Wat eerst verteld en geschreven werd, dat de machinist onmiddellijk zou gedood geweest zijn, bleken onjuist te zijn. Men heeft hem nog lange tijd nadat de ramp had plaatsgehad horen om hulp schreeuwen. Hij smeekte, om zijn leven te mogen beëindigen, daar zijn wonden verschrikkelijk waren. Een schouder was verpletterd en een been was letterlijk afgereden. De veiligheidsklep, die de stoom moest regelen was gebarsten. Daardoor kreeg hij de volle lading over zijn lichaam heen en was volledig verbrand. De schade was dan ook enorm en werd op ruim 40.000 fr. berekend. Zes rijtuigen werden buiten gebruik gesteld.
Op zaterdag 6 oktober 1883, werd uitspraak gedaan op de rechtbank van Mechelen aangaande dit ernstige spoorwegongeval. Twee agenten van het bestuur werden in beschuldiging gesteld: Blokwachter, dhr. Van Messem en treinoverste van de koopwarentrein, dhr. Boccus.
Laatstgenoemde werd vrijgesproken. Treinwachter, Van Messem, die in voorlopige hechtenis zat, werd veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf en 100 fr. boete. Door zijn onachtzaamheid, had hij onvrijwillig de dood veroorzaakt van de genaamde machinist Messemaecker en het toebrengen van verwondingen aan andere personen.
Bron:
Gazette van Brugge, zaterdag 18, maandag 20 augustus en zaterdag 13 oktober 1883
Noël De Mey
© Sabam 2008
Op de hoogte blijven? Abonneer je op mijn feed.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten